Heb je nieuwe lampen gekocht? Dan wil je deze natuurlijk zo snel mogelijk ophangen. Veel Nederlanders denken dat dit een fluitje van een cent is. Uit ervaring weten wij echter dat het helemaal niet zo makkelijk is om binnen verlichting aan te sluiten. Heb je zelf reeds een poging ondernomen, maar slaag je er niet in om de lampen aan te sluiten? Geen probleem, want wij vertellen je hier hoe je dat doet!
De draden met elkaar verbinden
Om een lamp te kunnen gebruiken, moet er stroom beschikbaar zijn. Dit is alleen het geval wanneer je de bedrading in de lamp en centraaldoos juist op elkaar aansluit. Maak hiervoor altijd gebruik van een kroonsteentje. Aan de ene kant van dit kroonsteentje komen de draden vanuit de centraaldoos binnen, aan de andere kant die van de lamp. Vaak bevatten ze allebei een blauwe en een zwarte draad.
Indien je de lamp zelf aansluit, moet je de draden altijd op kleur aansluiten. Sluit de blauwe draad van de lamp dus aan op de blauwe draad van de centraaldoos in het kroonsteentje. Voor de zwarte draad geldt uiteraard hetzelfde. Doe je dit niet? Dan kun je de lamp niet gebruiken. De kans bestaat zelfs dat de stroom geheel uitvalt wanneer je de gekleurde draden tegenover elkaar aansluit.
Bevestig de lamp altijd aan de trekontlaster
Naast de zwarte en blauwe draad bevat de centraaldoos ook een trekontlaster. Dit is niets anders dan een soort haakje waaraan je de lamp op kunt hangen. We zien geregeld dat mensen vergeten om hun lamp aan deze trekonlaster te bevestigen. Echt slim is dit niet, want in dat geval hangt de lamp in feite alleen maar aan de stroomdraden. De kans is groot dat de draden hierdoor na verloop van tijd uit het kroonsteentje schieten. Hierdoor kan de lamp naar beneden komen. Dit kan gevaarlijke situaties veroorzaken. Bovendien kan hierdoor de bedrading sneuvelen.